Het Parool – 25 Juli 2020 – Interview met Salo Muller
Sinds de schok van de Tweede Wereldoorlog, ’toen ik door kwaaie mannen in zwarte kleren werd opgepakt en in een vrachtwagen werd gegooid’, vreest Salo Muller niemand meer. “Maar ik ben wel bang dat ik corona krijg.” Daarom verkiest de Joodse Ajaxverzorger van vroeger en de onrechtbestrijder die de NS op de knieën kreeg grotendeels het isolement. “Ik heb geen boodschap aan mensen die zeggen: ‘Kom op joh, het is toch over nu.’ 0 ja? Ik ken toevallig vier mensen, hier in Amsterdam, die er zo instonden en nu ziek zijn.” Muller wil best praten over ‘de verwarring van deze bijzondere tijd’, over zijn leven, over hét leven en over zijn vernieuwde bundel met verhalen uit de praktijk van vijftig jaar fysiotherapie: Blootgegeven. Muller: “Oké, we spreken af, maar je komt er bij ons thuis niet in.” Zijn vrouw Conny en hij houden zelfs hun zoon en dochter plus kleinkinderen op afstand. “We willen niets liever dan ze knuffelen, maar we vinden het te gevaarlijk. Ik ben 84 en ik heb astma.” Muller ontvangt in het Gijsbrecht van Aemstelpark, nabij zijn appartement in Buitenveldert. “Hier is het lekker rustig,” zegt hij en gebaart naar twee lege bankjes naast elkaar. “Jij het ene, ik het andere bankje. Hier kunnen we uren blijven praten.”
Het moet de man die als kind zo abrupt en volkomen van zijn vrijheid werd beroofd een gruwel zijn om thuis opgesloten te zitten. “Dat is het ook, maar ik associeer deze coronatijd op geen enkele manier met de oorlog. Die was één grote verschrikking, dit is meer een periode van ongemak.” Toch baart de tijd van nu Muller zorgen, en niet alleen vanwege het grillige en gevaarlijke virus dat misschien wel de voorbode van nog meer besmettingsellende is. Salo is ook beducht voor ‘de overdrijvende overheid’, die doorschiet in de corona-aanpak. “Er worden zo veel regeltjes afgekondigd dat het de democratie aantast. Het is te veel: je moet dit en mag niet meer dat. De vrijheid wordt te nadrukkelijk ingeperkt.” Ook de oververhitting in het discriminatiedebat zit hem niet lekker. “Het is mij te fel allemaal. Ik luister ernaar en denk: overdrijf nou niet zo. Ga nou niet roepen dat je die ander op z’n bek zult slaan omdat het je niet aanstaat wat hij zegt. Ik vind de toon onheilspellend. Ik ben gek op moorkoppen, maar bij de bakker durf ik er al niet meer om te vragen. ‘Mag ik twee van die daar?’ vroeg ik laatst. Zei de verkoopster: ‘Bedoelt u de tompoucen of de moorkoppen?’ Dat was dan wel weer even lachen.”
Protest op de Dam
Het is terecht, zegt Muller, dat onbewust en sluimerend racisme ter discussie wordt gesteld. “Maar waarom ineens zo agressief? Het stoorde ook mij dat Rutte zei dat Zwarte Piet nu eenmaal Zwarte Piet is en dat hij dat moet blijven. Dat de premier vervolgens met argumenten tot een ander inzicht wordt gebracht, is mooi. Zo moet het: verandering als uitkomst van een maatschappelijk debat. Dat is zo veel beter dan verwoesting door een wilde beeldenstorm. Niet kapotmaken, maar veranderen.” Duizenden die spontaan de Dam oplopen om discriminatie te veroordelen, Muller keek ervan op en hij dacht ook even: waarom gaan daar nooit Joodse jongeren staan om het racisme tegen hen aan de kaak te stellen? Want dat is misschien wel Mullers grootste zorg, het oplaaiende antisemitisme. “Het doet mij verdriet dat ik jonge Joodse mensen hoor zeggen dat ze overwegen weg te gaan, dat hun toekomst niet meer hier ligt. Zij zijn verdomme Nederlanders en voelen zich bedreigd in hun eigen land. Als dát niet zorgwekkend is.
” Dat het Joodse restaurant HaCarmel aan de Amstelveenseweg in ruim twee jaar tijd vier keer is belaagd, frustreert Muller. “De ruiten van Joden ingooien, dat is gewoon 1939 hè. Het is erg dat zoiets gebeurt, en het is net zo erg dat het zich kan herhalen, omdat de burgemeester er niets aan doet. Ja, Halsema is er een keer wezen eten om te laten zien dat ze het ook erg vindt. Maar ze moet die zaak beschermen, voor bewaking zorgen.” Weet Muller hoe het komt dat er op de Dam niet ook massaal tegen antisemitisme wordt gedemonstreerd? “Nee, eigenlijk niet, maar ik weet wel dat veel Joden liever niet te veel nadruk op hun Joods-zijn leggen. Dat heeft de Shoah veroorzaakt. Na de oorlog wilden heel veel Joden niet meer Joods zijn. Zij wilden in de schaduw leven, rust hebben. Joodse mensen zijn gevoeliger geworden, angstiger.” Het Joodse ongemak is volgens Muller ook de reden dat de mezoeza, het traditionele tekstkokertje, steeds vaker ontbreekt op de deurpost van Joodse huizen. En het is misschien ook wel de reden dat de Dam niet volloopt met verontwaardigde Joden.